GESCHIEDENIS



50-jarig jubileum Haagse Tuin- en Plantenclub (2022)



Dit is het verhaal van Ina Bierhuizen over de begintijd van de club.


Chiem Scharrenberg kende ik van haar columns in Groei en Bloei. We leerden elkaar kennen omdat onze kinderen op dezelfde school zaten. Wat had ze een kennis en liefde voor planten en bomen! Er ging een wereld voor mij open.

Omdat Chiem dol was op ritjes naar kwekerijen, hebben we heel wat tochten naar kwekerijen gemaakt. Het woord "tuincentrum" kenden we nog niet.


Op een dag zei Chiem dat ze samen met wat enthousiaste mensen een tuinclub wilde oprichten. Een van die mensen was Jenny Gerbrandy, biologie lerares op de school van onze kinderen. Chiem en Jenny hadden gelijk een "plantenklik".

Bij de onofficiële oprichting, in de huiskamer van Chiem waren Jenny Gerbrandy, Margriet Verhoog, Hanneke Nouwen en ik. Kort daarna was de officiële geboorte van de Stichting Haagse Tuin- en Plantenclub.

De Haagse Tuin- en Plantenclub, een fragmentarische terugblik door Hanneke Nouwen.


In 1969 verhuisden zowel mijn ouders als ikzelf van een flat in Amsterdam naar een huis met tuin in een dorp. De schok was groot, maar mijn vader pakte het meteen heel praktisch aan en abonneerde zich op het maandblad van Mien Ruys. (Over haar had hij in 1928 (1928!!) iets interessants gehoord van de architect die voor hun huwelijk de meubels maakte, ene Gerrit Rietveld.) En in dat blad stond een verslagje over een tuinclub bij hem in zijn nieuwe buurt. Daar heeft hij zich bij aangesloten en dat beviel zo goed dat hij vond dat ik het ook moest doen, in mijn nieuwe omgeving. Alleen bleek bij navraag dat er hier in de buurt geen tuinclub was en dus riep de mevrouw van het bureau van Mien Ruys: "dan richt u er toch zelf een op". Probleem echter was dat mijn huis in het Westland staat en dat Westlandse vrouwen wel kweken, maar voornamelijk tomaten, chrysanten en sla (in die tijd) en dat ik voor persoonlijk contact nu juist zocht naar mensen met een wat bredere opvatting van het begrip tuinieren. Terug naar het bureau van Mien Ruys. Daar kende iemand de naam van Jenny Gerbrandy, een biologiedocent in Den Haag. Het resultaat was dat we samen een Haagse tuinclub zouden oprichten, Jenny had dus een Haags adres. En toen bleek dat Jenny zwanger was, een volle baan had en die club er niet ook nog eens bij kon doen.


Maar… aan de overkant woonde een mevrouw Scharrenberg die ook veel aan haar tuin deed. Kortom, Chimie Scharrenberg nam het stokje over en dat was een schot in de roos. Ze kende allerlei in tuinen geïnteresseerde mensen, zoals een gepensioneerd opperhoofd van de Haagse plantsoenendienst (Mijnheer Doorenbos) en die kenden weer…..


De eerste jaren deden we alles zoals we dachten dat het wel goed was. Bij uitjes reed ik het parcours voor (Chimie had geen auto, ik wel), tikte een routebeschrijving en gaf die aan anderen die ook reden; TomTom bestond nog niet, en mobiele telefoons ook niet. Zo hebben we heel veel tuinen gezien. De eerste keer dat we een bevriende tuinclub bezochten waren dat "De Zeeuwse Tuinen". Dit soort bezoekjes was toen iets nieuws en de gastvrouwen ontvingen ons met eigen gebakken koekjes in de eerste tuin, zelf gebakken quiche in de volgende, enzovoort. Ik was wel moe toen ik weer thuis was.


Het lijkt achteraf, nu ik dit zo opschrijf, wel erg amateuristisch, maar de selectie voor toetreding was vrij duidelijk: niet de kennis van iets nu, maar de interesse in tuinen en planten was de norm. Er waren leden die begonnen met een zielig randje Ageratum langs een grindpad en een jaar later discussieerden over de samenstelling van hun grond, alkalisch of zuur.


Lezingen vonden plaats bij de leden thuis. De gastvrouw was soms dagen met stoelen aan het sjouwen. En er ging wel eens iets mis, zoals de keer dat Coen Jansen helemaal uit Dalfsen was gekomen met een hoop dia's. Mia van Velzen had de nieuwe projector van haar man bij zich. Die had een sledensysteem en de dia's van Coen zaten in een carrousel. Geen nood, alles even omzetten. We beginnen, en pats zegt de lamp van de nieuwe projector. Gelukkig woonde ze niet ver weg, dus snel de oude vertrouwde projector gehaald. Maar die had weer een sledensysteem. Dus alles weer terug.


Toen we zo ver geëmancipeerd waren dat we met een bus naar het buitenland gingen, kreeg de toenmalige penningmeester (Guus v.d. Honert) het toch wel benauwd; hij moest opeens enige tienduizenden guldens storten die hij nog niet in kas had van de deelnemers. Het werd tijd voor iets officieels. De leden-juristen in de club adviseerden de stichtingsvorm en zo geschiedde. En opeens waren we geen "leden" meer maar "vrienden".


En laten we dat vooral blijven.


Memory Lane met wat foto's uit de oude doos